VAN DUINPAD TOT HAAGS DNA
‘Twee stenen cameren bij die stinckput’. Zo werd de Oude Molstraat ter hoogte van nr. 20 aangeduid in een officieel document uit 1489. De straat behoort samen met de Papestraat, Molenstraat, Nobelstraat en het Noordeinde tot de eerste straten van de nederzetting Den Haag. Aanvankelijk waren het niet meer dan duinpaden rondom het grafelijk hof, waarbij het Noordeinde de verbinding met Scheveningen vormde.
Maar de ligging van de straten was gunstig en zo kon dit vierkant bezuiden het Buitenhof zich ontwikkelen tot wat Gijsbert de Cretser in 1711 in zijn Beschrijving van ’s-Gravenhage ‘de voorname straten van den Hage’ noemde.
In de 15de eeuw was de Oude Molstraat nog een achterpad waar de erven van voorname huizen aan het Noordeinde en de Nobelstraat op uit kwamen. Pas in de 16de eeuw werden er woningen gebouwd, waar ambachtslieden en lagere ambtenaren hun intrek namen. Vanaf 1592 duikt de naam ‘Molstraat’ op, vermoedelijk vernoemd naar het huis De Mol dat dichtbij ’t Goude Hooft’ aan de Groenmarkt stond.
In de 17de eeuw, toen de regeringszetel van de provincie Holland en de landelijke regeringsorganen zich definitief in Den Haag hadden gevestigd, nam de bevolking sterk toe. Er ontstond behoefte aan extra woonruimte. Veel woningen werden gesplitst of uitgebouwd en rijke edellieden lieten grote huizen rondom het Binnenhof bouwen.
Open keuken
De kloof tussen rijk en arm bevond zich destijds vooral op de erfgrenzen van hun woningen en dat leidde niet zelden tot conflicten. Zo wilde goudsmid Jan van Biesen, gevestigd op Oude Molstraat nr. 20, zijn woning aan de tuinkant verhogen. Zijn buurman Pieter van den Lande op nr. 22-24 had dit al gedaan en dus sprak hij met hem af dat hij diens buitenmuur als gezamenlijke muur mocht gebruiken in ruil voor een zilveren beker. De volgende eigenaar van nr. 22-24 echter, Diederik van Beieren van Schagen, heer van Goudriaan (die in de Nobelstraat woonde met zijn achteruitgang aan Oude Molstraat 22-24), had hier geen boodschap aan en liet zijn muur tijdens een grootscheepse verbouwing deels afbreken. Met als resultaat dat Van Biesen over een wel zeer open keuken beschikte.
In de 18de eeuw werden de woningen op nr. 20-24 door velen bewoond. Tot de eigenaren en huurders behoorden neringdoenden, huisjesmelkers, kamerdienaren, boekverkopers, schoolmeesters, koetsiers en talloze anderen. Oude Molstraat 30-32, oorspronkelijk een turf- en houtschuur, werd eind 17e eeuw door een speculerende loodgieter verbouwd tot twee ruime woningen. Voorname families, zoals Van Renesse en Dellon, bewoonden generaties lang nr. 32, terwijl nr. 30 verhuurd werd. In 1747 liet Adriaan Wittert van Valkenburg op nr. 32 de fraaie gevel in Louis XIV-stijl aanbrengen, die het pand nog altijd siert..
Wijnvaten
Pas in de 19de eeuw kregen de panden andere functies dan woonbestemmingen. In 1839 werd op nr. 32 een bewaarschool gevestigd en in 1849 kwam op nr. 30 de heer Nolet wonen, die passementwerker was: hij maakte borduursels, tressen en andere versieringen op kleding. Verder werden in die tijd op nr. 20 twee ‘cameren’ afgebroken ten behoeve van een manufacturenwinkel. Maar in 1892 kwam de grootste verandering, toen wijnhandel en distilleerderij Cornerell (in 1902 overgenomen door Wilhelm Richters) zich op nr. 20-22 vestigde. De zaken gingen voor de wind en al gauw verwierf Richters ook de panden op nr. 11, 32 en 30. Nog altijd bevinden zich in de kelders zeven grote houten wijnvaten en andere attributen van de distilleerderij. Ook in het huidige café Proeflokaal Het Gulle Gasthuys op nr. 20 staan nog enkele klassieke stookketels.
In 1975 stopte Richters haar activiteiten en een jaar later kocht Stadsherstel de panden. Ook nr. 40, een van de best bewaard gebleven 17de eeuwse woonpanden, werd verworven. Grondige verbouwingen en restauraties volgden, met als resultaat enkele stadswoningen, ambachtelijke ateliers en sfeervolle horecalocaties.
De Oude Molstraat was het eerste project van Stadsherstel, waarmee meteen een hele straat werd hersteld als een plek waar het ooit ontstane DNA van Den Haag in al z’n intimiteit nog voelbaar is.
Door:
Piet Bogaards